De hel van een week geen internet in je huis
“Ik ben niet verslaafd, ik kan zo stoppen!” Een bekende uitspraak van mensen die absoluut niet zo kunnen stoppen met hun favoriete bezigheid. Rokers gebruiken ‘m vaak als ze uitgedaagd worden te kappen met overal om zich heen te stinken. Alcoholisten die bij het ochtendgloren op een parkbankje gevouwen liggen, roepen het met dubbele tong. Junks in de goot roepen het vol overtuiging. En het zou mijn reactie ook geweest zijn als je me had verteld dat ik echt zwaar internetverslaafd was. ‘Ik kan zo stoppen!’
Het Krakause pand waarin ik een appartement huur, wordt grondig opgeknapt. Dat ging grotendeels langs mij heen, los van het feit dat het in het trappenhuis en op de gang vergeven was van de bouwvakkers. Eén van die bouwvakkers zag een kabel in een gootje liggen en vond dat de wereld een betere plaats was als die kabel weg was. Dus knipte hij ‘m door. En om er zeker van te zijn dat die kabel echt goed uit het zicht was, mikte hij ‘m in de volle lengte te kliko in. Dat was exact het moment dat in mijn appartement alles ophield met werken.
In de eerste instantie is dat vervelend, maar niet onoverkomelijk. Het is vooral lastig voor mijn werk, waarbij internet noodzakelijk is. Draadbreuk updaten via de post is lastig. Maar gelukkig is internet overal tegenwoordig. Dus hoe moeilijk kan het zijn om even te improviseren? Totaal niet. Met een paar swipes op mijn telefoon heb ik een wifi-netwerk opgezet en na even hartgrondig een bouwvakker uitgescholden te hebben – hij gaat het echt zo snel mogelijk recht breien allemaal – ben ik met mijn laptop weer online en verstuur ik mail alsof er niets gebeurd is.
Optie 1: tetheren als een malle
Goed, tv kijken is er even niet meer bij. Mijn abonnement op kabel of Digitenne heb ik opgezegd op het moment dat het mogelijk was via een VPN de allereerste Amerikaanse Netflix-streams te ontvangen. En Youtube, mijn tweede keuze qua passief avondvertier, lijkt me met het oog op de rap slinkende mobiele databundel ook even geen verstandig besluit.
Maar de pret van mobiel internet tetheren is sowieso al veel te snel voorbij. Ik bega de beginnersfout om Dropbox niet uit te zetten op mijn laptop, dus enorme bestanden die constant synchroniseren gaan allemaal via 4G. Daar is mijn arme bundeltje niet op berekend en op dit tempo ben ik er binnen een dag doorheen. Op zoek naar een andere oplossing dan maar.
Optie 2: lenen van de buren
Een van de eigenschappen van in een appartement wonen is dat de buren altijd dichtbij zijn. En waar buren zijn, zijn draadloze netwerken. Ik bekijk op mijn laptop de opties. ‘Analne Szlachcianki’ – ik durf niet te vragen waar dat voor staat – is de sterkste die ik ontvang, afkomstig van het appartement naast mij. Helaas hebben zij exact hetzelfde probleem. Hun router staat nog wel aan, maar de kabel die het apparaat moet voeren met al het moois van het internet, ligt in dezelfde kliko als die van mij.
Minder sterke opties waarmee mijn laptop kan verbinden zijn de draadloze netwerken van een nabij gelegen hostel. Ik leg aan de receptie mijn situatie uit. Ze geven mij het wachtwoord van hun netwerk maar waarschuwen wel: “Ons internet is echt heel slecht.” Beggars can’t be choosers, en slecht internet is beter dan geen internet. Tevreden met de tijdelijke oplossing, log ik in. Man…hun internet is echt heel slecht. Na veel trial and error, gevloek, getier en wegvallende verbindingen heb ik de sweetspot ontdekt. In de keuken heb ik soms wel, soms geen verbinding. Wil ik een beetje stabiel online gaan, dan moet ik in het trappenhuis half uit het raam hangen.
Optie 3: de hippe koffietent
Maar zoals gezegd, internet is overal. Mijn woonplaats Krakau is een moderne stad vol jonge, hippe ondernermers en aspirerend schrijvers in hippe koffietentjes. Vanachter hun macbooks en dampende venti vanilla-mocca-machiatinno’s wordt daar gewerkt aan baanbrekende romans of disruptive startups. In navolging daarvan besluit ik kantoor te houden in de Columbus Coffee, een gloednieuwe Starbucks-kloon op een druk kruispunt in de buurt. De croissantjes zijn verlept, de koffie is schreeuwend duur, maar het internet dat ze hebben is snel, stabiel en voelt als een warme deken.
Maar die plek blijkt tijdelijker dan ik denk. ‘Gratis’ internet is natuurlijk relatief. Je wordt geacht wel een consumptie te nemen. En als je heel lang blijft hangen – wat ik van plan ben want: internet – dan moet je regelmatig iets kopen. Dat gevoel wordt nog eens versterkt door het feit dat de enige tafel waar je een beetje normaal met een laptop aan kunt zitten, pal voor de bar staat. Precies onder de neus van de verveelde baristi die naar mijn idee vol minachting toekijken hoe ik schaamteloos profiteer van hun snelle internet.
Ik weet een uur te doen met een medium-sized cappucino, waarbij ik de laatste 20 minuten uit een leeg kopje nip om duidelijk te maken dat ik nog zit te genieten van hun brouwsel, niet van hun internet. Daarna bezwijk ik, en koop ik nog een uur internet bij in de vorm van een nieuwe medium capuccino. Na twee uur begint het bevrijdende gevoel van goed internet plaats te maken voor een onrustige caffeïne-kater. En ik moet pissen. Wat doe je in zo’n geval? Neem je al je spullen veilig mee naar het toilet, of laat je de boel lekker makkelijk staan? Ik kies voor de derde optie. Wegwezen hier.
Optie 5: de bieb
Internet is overal, dus kom ik terecht in de openbare bibliotheek. De rij computers die daar staan laat ik voor wat het is. Alles wat ik nodig heb staat op mijn laptop en er is wifi. Het enige wat ik nu nog moet doen is een goed plekje vinden. In de ergonomisch verantwoorde studiehoekjes zit je het beste, maar daar zijn geen stopcontacten die ik inmiddels wel nodig heb. Bij de ene lange werktafel die speciaal voor meegebrachte laptops is, met stopcontacten in het midden van het tafelblad, is elk plekje bezet. Dan blijft er nog maar één werkplek over, een hele serie zitzakken in de leesruimte. Drie kwartier en evenzoveel vergroeiingen later hou ik het voor gezien.
Optie 6: internetcafé?
Bestaan die dingen nog? Er zit nog een handjevol internetcafé’s verspreid over de stad. Degene die ik heb gevonden voldoet aan alle clichés die je daarbij kunt bedenken. In een bedompte ruimte staat een serie vergeelde pc’s uit het jaar kruik. De clientèle bestaat uit een eeuwige backpacker met blonde dreadlocks en een bleke jongen die een online browser-game aan het spelen is. De vergeelde computers draaien Windows XP en het bureaublad dat op de flikkerende CRT-monitoren te zien is staat vol met icoontjes. Als een fornuis dat jarenlang niet schoongemaakt is, staat elk denkbaar stukje freeware en malware als een dikke korst op deze computers gebakken. Of ze ook wifi hebben? Het kadaver achter de balie kijkt me aan alsof ik uit de toekomst kom.
Optie 7: in een hoekje zitten huilen
Hoe lang heb ik nu al geen internet? In werkelijkheid een dag of drie, maar het voelt als drie jaar op een onbewoond eiland. Mijn mobiele bundel is op tot de laatste KB, het internetbedrijf heeft aangegeven dat de kabels opnieuw door de muren getrokken moeten worden en da’s moeilijk moeilijk dus duurt het wat langer. Het is half vier ’s nachts, ik kan niet slapen en kijk dus op mijn telefoon of het ene streepje hostel-wifi toevallig net voldoende is om mijn twitter-feed even up te daten. Als dat niet zo blijkt te zijn, zet ik wifi uit. En weer aan. Misschien nu?
Ik ben niet verslaafd. Ik kan zo stoppen. Serieus. Laat dit alsjeblieft stoppen.
-
Geweldig artikel!
-
Geweldig artikel dennis!!
-
Heerlijk geschreven!
-
Maar wat doet Dennis in polen?
Comments