Toen USB‑C een paar jaar geleden werd gepresenteerd als de ‘one port to rule them all’, was het enthousiasme groot. Geen gedoe meer met links of rechts om, geen onhandige kabeltassen of adapters, gewoon één poort voor opladen, data en beeld. Universeel, overzichtelijk, toekomstbestendig. In theorie klonk het als de heilige graal van aansluitstandaarden. Maar we schrijven inmiddels 2025, en iedereen die weleens geprobeerd heeft zijn laptop aan te sluiten op een scherm via USB‑C weet: de werkelijkheid is vaak frustrerender dan ooit.
Het probleem zit hem niet in het stekkertje zelf. USB‑C is qua vorm een briljant stukje techniek: klein, robuust, omkeerbaar. Maar achter dat fysieke ontwerp gaat een woud van verschillende standaarden schuil. Je hebt USB‑C met alleen stroom, USB‑C met data, USB‑C met DisplayPort, USB‑C met Thunderbolt, USB‑C met USB4 – en geen enkele kabel of poort vertelt je duidelijk wat ’ie precies doet. De kans dat je denkt: “Deze kabel past, dus het zal wel werken,” en dan tot de ontdekking komt dat je beeldscherm zwart blijft of je laptop niet laadt, is helaas nog steeds schrikbarend groot.
Teveel kapotte USB-C kabels: Microsoft grijpt in
Microsoft zag het probleem aankomen en greep begin dit jaar in. Sinds maart 2025 verplicht het bedrijf alle fabrikanten die Windows 11‑laptops uitbrengen om duidelijk te labelen welke USB‑C‑poorten wat ondersteunen. Geen icoontjes meer die je moet interpreteren alsof het hiërogliefen zijn, maar woorden. “Display”, “Charging”, “Data” – lekker duidelijk. Dat klinkt als een goede stap, en dat ís het ook, maar het lost het fundamentele probleem niet op: USB‑C is geen universele standaard, het is een optionele verzameling functies die er toevallig hetzelfde uitzien.
De consument is daar het grootste slachtoffer van. Koop je een goedkope USB‑C‑kabel van een paar euro, dan kan het zijn dat deze alleen kan laden met 15 watt. Plug je die in een laptop die 65 watt nodig heeft, dan gebeurt er… niks. Of erger nog: je batterij blijft leeg terwijl je denkt dat hij oplaadt. Bij high-end telefoons komt het regelmatig voor dat bijgeleverde kabels wél stroom leveren, maar geen fatsoenlijke datasnelheden bieden. Je nieuwe telefoon back-uppen naar een pc? Vergeet het maar, tenzij je de juiste kabel hebt – en weet welke dat is.
Dan is er nog de kwestie van USB‑C en Apple. Ja, ook daar heeft Brussel zich inmiddels mee bemoeid. Sinds eind 2024 zijn nieuwe iPhones verplicht uitgerust met USB‑C in plaats van Lightning. De EU wilde een einde maken aan eigen standaarden en kabelchaos. Maar Apple zou Apple niet zijn als ze daar niet een eigen draai aan gaven. De iPhone 15 en 16 hebben weliswaar een USB‑C‑poort, maar sommige modellen ondersteunen USB 2.0‑snelheden, terwijl andere USB 3.2 gebruiken. Het verschil? Bestanden overzetten duurt bij de één minuten, bij de ander een kwartier. En je weet pas wat je hebt als je het test.
Is USB-C nu echt universeel?
En toch: het idee achter USB‑C blijft briljant. Eén kabel voor alles is geen slechte droom, het is gewoon slecht uitgevoerd. Wat ontbreekt, is échte standaardisering. Een universele USB‑C zou idealiter niet alleen de vorm maar ook de functie standaardiseren. Of, op z’n minst, verplichten tot volledige compatibiliteit. Maar daar willen fabrikanten niet aan. Meer functies betekent duurdere componenten. Duurdere componenten betekenen hogere prijzen. En hogere prijzen betekenen minder marge of meer klachten. Dus kiezen ze liever voor minimale ondersteuning – en marketingpraat om dat te verbloemen.
Het gevolg is een paradox: hoe meer apparaten USB‑C gebruiken, hoe groter de verwarring wordt. Wat ooit bedoeld was als oplossing, is nu onderdeel van het probleem. En hoewel we in theorie slechts één kabel nodig zouden moeten hebben, hebben de meeste mensen er nu juist méér dan ooit – allemaal ogenschijnlijk identiek, maar met totaal verschillende prestaties.
Dus waar staan we in 2025? USB‑C is overal – en tegelijk nergens helemaal. De belofte is nog altijd geldig, maar de uitvoering blijft gebrekkig. Willen we echt één kabel voor alles, dan is het niet genoeg om fabrikanten die kabel te laten maken. Dan moeten we ze ook dwingen hem volledig te laten werken. Tot die tijd blijft USB‑C vooral het universele stekkertje voor een heleboel frustratie.